Hoeveel aandacht besteed je aan het gewicht en het vetpercentage van sporters? Zet je ze dagelijks op de weegschaal? Stimuleer je ze voortdurend om af te vallen? In de eerste plaats is het van belang om je te realiseren dat de relatie tussen gewicht en prestaties complex is en dat afvallen geen garantie is voor betere prestaties.
Drie ons meer dan gister!
“Ik hoor nog in mijn oor: ‘Nou Beerepoot, dat is drie ons meer dan gister!’ Waar hebben we het over, iedere dag op de weegschaal of soms zelfs twee keer. Wat een gedoe. Gek hoor, dat ik op het einde van mijn carrière elf keer per dag op de weegschaal stond. Ik was zelfs blij als ik een grote boodschap deed op de wc. Dat scheelde weer een halve kilo. Alles om de onsjes te drukken. Niet eten voor het wegen en dan vervolgens snel een snickers in je mond stoppen. Want ja, je moet toch ergens de energie vandaan halen en vooral niet vergeten de frustraties weg te eten.”(Susanne Beerepoot-Kappetein, ex-turnster)
Voor veel sporters is het wegen en het meten van het lichaamsvetpercentage een vast onderdeel van de trainingsroutine. Het is raadzaam om deze metingen niet te vaak te doen omdat dat ertoe kan leiden dat er ongezond veel aandacht komt te liggen op gewicht, vetpercentage en voeding. Door normale schommelingen in het gewicht is dagelijkse weging bovendien weinig zinvol.
Zorg verder voor enige privacy tijdens het wegen, vetmetingen en een eventueel gesprek hierover. Andere teamleden, personeel en publiek: die hebben er niets mee te maken. De meetresultaten dienen dan ook niet openbaar te worden gemaakt.
Tips bij het meten en wegen
- Metingen van het lichaamsvetpercentage en wegingen dienen altijd een doel. Dat doel kan afhankelijk zijn van de sporter, de sporttak, de periode in het wedstrijdseizoen enzovoort. Moet een sporter uitkomen in een bepaalde gewichtsklasse, dan tellen de kilo’s en is wegen vooral van belang. Wil je daarentegen dat een sporter meer spieren krijgt, dan gaat ook lichaamssamenstelling een belangrijke rol spelen. Zorg altijd voor helderheid over dat doel, voordat je de weegschaal of de huidplooimeter pakt.
- Net als het doel, verdienen ook de meetresultaten duidelijkheid. Coaches en sporters moeten weten hoe de meetresultaten – ook in combinatie – dienen te worden geïnterpreteerd.
- Geen enkele meetmethode is exact. De uitkomsten zijn altijd in enige mate onbetrouwbaar. Dat is op zich meestal geen probleem. Het is wel reden om altijd gebruik te maken van dezelfde weegschaal, om zo veel mogelijk op hetzelfde tijdstip te wegen, de weegschaal regelmatig te ijken en altijd dezelfde methode te gebruiken om het lichaamsvetpercentage te meten. Doe je dat laatste door huidplooimetingen, dan is het aan te raden dat deze metingen altijd door dezelfde persoon worden verricht.
- De conclusies die verbonden worden aan de metingen staan niet op zichzelf. Met een boodschap als ‘je moet afvallen of je vetpercentage moet omlaag’ kun je een sporter niet wegsturen. Sporters moeten begeleid worden bij het realiseren van zulke doelen. Een reden temeer om de metingen over te laten aan een sportdiëtist of sportarts; zij kunnen onmiddellijk ingrijpen en ondersteuning bieden als de metingen daartoe aanleiding geven.